ontdekte het park in de lente,
zag de zon in het water glinsteren,
de bloemen in de berm, we dachten
dat het wel goed zat.
kocht een blauwe regenjas,
liet wat wind mij niet tegen houden,
de herfst was onstuimig, maar
maakte ons stiller.
het daglicht nu schaars,
gezichten in sjaals verborgen,
houden we stevig vast aan
dat ene rondje buiten.
de stad in de nacht, de
lampjes in de straten, een
laatste keer naar buiten,
–
we hielden vol,
zeg me, waar kan ik nog heen.