dagen zonder daglicht terwijl de maanden in mist optrekken. we willen niet meer en we lachen erom. winter was niet vaak zo grijs geweest.
Author: Josephine
13 | 21
de stad met open armen. waar we het leven naar onze hand draaien.
waar we blijven ontdekken en vernieuwen. waar we onszelf opnieuw uitvinden.
keer op keer. straat voor straat. want dit is waar we willen leven.
we konden alles zijn, en we kozen om hier onszelf te zijn.
12 | 21
we zitten op onze kamers. kijken naar een monochrome wereld. alleen de winter mag buitenspelen. beginnen ons af te vragen waar we naar uit kijken. omdat we niet meer weten hoe het voelde om buiten veilig te zijn.
11 | 21
ik kan je niet loslaten,
niet vervangen
als ik een stap terug ga
ben ik weer bij jou
ik wil je zo graag laten
verlaten, jij was de laatste
9 | 21
ze zien zo
veel in mij
zijn blij met
mij en ik
bedank ze.
voor de stap
vooruit en daar
voorbij voor
vertrouwen in
mij.
en ik bedank ze
en verdenk me
van een zelfbeeld
– dat niet van mij is.
8 | 21
echt weg gaan heb je nooit gedaan. want in mijn hoofd is het nog altijd juni en ben je hier. kan ik nog altijd bij je schuilen. mag ik nog altijd schreeuwen. zijn de dagen lang genoeg voor al mijn dromen. zien we een horizon in de verte. is alles precies zoals het hoort te zijn. valt alles nog weg te lachen. zijn we hopeloos verloren maar niet op zoek.
7 | 21
22:23
kom langs
voel je welkom
dus sta ik twijfelend met mijn schoenen bij de deur, draai hem weer in het slot. we zijn vreemden van elkaar en ik blijf het ontkennen. van buiten hoor ik mijn naam. de lantaarns branden fel en ze vragen waar ik blijf. de koude deurklink in mijn hand geklemd. wil ik zo graag weer terug naar normaal. maar normaal was het probleem. ik blijf het ontkennen.