de deur zwaait open en morgen gaan we voor het eerst zwemmen. er hangt verwondering in de lucht. we hebben het tot hier weer gehaald. de pollen prikken in onze ogen maar toch blijven we gewoon buiten zitten. alles gaat weer open en we herkennen hoe het voelt om aan de lente te beginnen. ik pak mijn zomerjas en voel in mijn zakken – maar sta opeens met lege handen in de gang. vorig jaar was er nog de verwachting dat ik jou mijn favoriete plek in de stad zou laten zien. dat we daar tot laat zouden zitten. dat we daarna overtuigd waren dat dit niet tijdelijk was. maar mijn favoriete plek werd een wachthalte. ik pulk aan de voering van mijn zakken en ik geef de pollen de schuld van mijn tranen.